search


interactive GDPR 2016/0679 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2016/0679 NL jump to: cercato: 'naleving' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


index naleving:


whereas naleving:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 1131

 

Artikel 5

Beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens

1.   Persoonsgegevens moeten:

a)

worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is („rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie”);

b)

voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt; de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden wordt overeenkomstig artikel 89, lid 1, niet als onverenigbaar met de oorspronkelijke doeleinden beschouwd („doelbinding”);

c)

toereikend zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt („minimale gegevensverwerking”);

d)

juist zijn en zo nodig worden geactualiseerd; alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn, onverwijld te wissen of te rectificeren („juistheid”);

e)

worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt noodzakelijk is; persoonsgegevens mogen voor langere perioden worden opgeslagen voor zover de persoonsgegevens louter met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden worden verwerkt overeenkomstig artikel 89, lid 1, mits de bij deze verordening vereiste passende technische en organisatorische maatregelen worden getroffen om de rechten en vrijheden van de betrokkene te beschermen („opslagbeperking”);

f)

door het nemen van passende technische of organisatorische maatregelen op een dusdanige manier worden verwerkt dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, en dat zij onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging („integriteit en vertrouwelijkheid”).

2.   De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van lid 1 en kan deze aantonen („verantwoordingsplicht”).

Artikel 6

Rechtmatigheid van de verwerking

1.   De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden;

b)

de verwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of om op verzoek van de betrokkene vóór de sluiting van een overeenkomst maatregelen te nemen;

c)

de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust;

d)

de verwerking is noodzakelijk om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon te beschermen;

e)

de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen;

f)

de verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen, met name wanneer de betrokkene een kind is.

De eerste alinea, punt f), geldt niet voor de verwerking door overheidsinstanties in het kader van de uitoefening van hun taken.

2.   De lidstaten kunnen specifiekere bepalingen handhaven of invoeren ter aanpassing van de manier waarop de regels van deze verordening met betrekking tot de verwerking met het oog op de naleving van lid 1, punten c) en e), worden toegepast; hiertoe kunnen zij een nadere omschrijving geven van specifieke voorschriften voor de verwerking en andere maatregelen om een rechtmatige en behoorlijke verwerking te waarborgen, ook voor andere specifieke verwerkingssituaties als bedoeld in hoofdstuk IX.

3.   De rechtsgrond voor de in lid 1, punten c) en e), bedoelde verwerking moet worden vastgesteld bij:

a)

Unierecht; of

b)

lidstatelijk recht dat op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is.

Het doel van de verwerking wordt in die rechtsgrond vastgesteld of is met betrekking tot de in lid 1, punt e), bedoelde verwerking noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of voor de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend. Die rechtsgrond kan specifieke bepalingen bevatten om de toepassing van de regels van deze verordening aan te passen, met inbegrip van de algemene voorwaarden inzake de rechtmatigheid van verwerking door de verwerkingsverantwoordelijke; de types verwerkte gegevens; de betrokkenen; de entiteiten waaraan en de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens mogen worden verstrekt; de doelbinding; de opslagperioden; en de verwerkingsactiviteiten en -procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een rechtmatige en behoorlijke verwerking, zoals die voor andere specifieke verwerkingssituaties als bedoeld in hoofdstuk IX. Het Unierecht of het lidstatelijke recht moet beantwoorden aan een doelstelling van algemeen belang en moet evenredig zijn met het nagestreefde gerechtvaardigde doel.

4.   Wanneer de verwerking voor een ander doel dan dat waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld niet berust op toestemming van de betrokkene of op een Unierechtelijke bepaling of een lidstaatrechtelijke bepaling die in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt ter waarborging van de in artikel 23, lid 1, bedoelde doelstellingen houdt de verwerkingsverantwoordelijke bij de beoordeling van de vraag of de verwerking voor een ander doel verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld onder meer rekening met:

a)

ieder verband tussen de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld, en de doeleinden van de voorgenomen verdere verwerking;

b)

het kader waarin de persoonsgegevens zijn verzameld, met name wat de verhouding tussen de betrokkenen en de verwerkingsverantwoordelijke betreft;

c)

de aard van de persoonsgegevens, met name of bijzondere categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt, overeenkomstig artikel 9, en of persoonsgegevens over strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten worden verwerkt, overeenkomstig artikel 10;

d)

de mogelijke gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen;

e)

het bestaan van passende waarborgen, waaronder eventueel versleuteling of pseudonimisering.

Artikel 25

Gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen

1.   Rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten, en de aard, de omvang, de context en het doel van de verwerking alsook met de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico's voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen welke aan de verwerking zijn verbonden, treft de verwerkingsverantwoordelijke, zowel bij de bepaling van de verwerkingsmiddelen als bij de verwerking zelf, passende technische en organisatorische maatregelen, zoals pseudonimisering, die zijn opgesteld met als doel de gegevensbeschermingsbeginselen, zoals minimale gegevensverwerking, op een doeltreffende manier uit te voeren en de nodige waarborgen in de verwerking in te bouwen ter naleving van de voorschriften van deze verordening en ter bescherming van de rechten van de betrokkenen.

2.   De verwerkingsverantwoordelijke treft passende technische en organisatorische maatregelen om ervoor te zorgen dat in beginsel alleen persoonsgegevens worden verwerkt die noodzakelijk zijn voor elk specifiek doel van de verwerking. Die verplichting geldt voor de hoeveelheid verzamelde persoonsgegevens, de mate waarin zij worden verwerkt, de termijn waarvoor zij worden opgeslagen en de toegankelijkheid daarvan. Deze maatregelen zorgen met name ervoor dat persoonsgegevens in beginsel niet zonder menselijke tussenkomst voor een onbeperkt aantal natuurlijke personen toegankelijk worden gemaakt.

3.   Een overeenkomstig artikel 42 goedgekeurd certificeringsmechanisme kan worden gebruikt als element om aan te tonen dat aan de voorschriften van de leden 1 en 2 van dit artikel is voldaan.

Artikel 27

Vertegenwoordigers van niet in de Unie gevestigde verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers

1.   Wanneer artikel 3, lid 2, van toepassing is, wijst de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker schriftelijk een vertegenwoordiger in de Unie aan.

2.   De verplichting vervat in lid 1 van dit artikel geldt niet voor:

a)

incidentele verwerking die geen grootschalige verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, lid 1, betreft noch verwerking van persoonsgegevens die verband houden met strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten als bedoeld in artikel 10, en waarbij de kans gering is dat zij een risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, rekening houdend met de aard, de context, de omvang en de verwerkingsdoeleinden; of

b)

een overheidsinstantie of overheidsorgaan.

3.   De vertegenwoordiger is gevestigd in een van de lidstaten waar zich de betrokkenen bevinden wier persoonsgegevens in verband met het hun aanbieden van goederen of diensten worden verwerkt, of wier gedrag wordt geobserveerd.

4.   Teneinde de naleving van deze verordening te waarborgen, wordt de vertegenwoordiger door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker gemachtigd om naast hem of in zijn plaats te worden benaderd, meer bepaald door de toezichthoudende autoriteiten en betrokkenen, over alle met de verwerking verband houdende aangelegenheden.

5.   Het feit dat de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker een vertegenwoordiger aanwijzen, doet niet af aan de mogelijkheid om tegen de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker zelf vorderingen in te stellen.

Artikel 33

Melding van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de toezichthoudende autoriteit

1.   Indien een inbreuk in verband met persoonsgegevens heeft plaatsgevonden, meldt de verwerkingsverantwoordelijke deze zonder onredelijke vertraging en, indien mogelijk, uiterlijk 72 uur nadat hij er kennis van heeft genomen, aan de overeenkomstig artikel 55 bevoegde toezichthoudende autoriteit, tenzij het niet waarschijnlijk is dat de inbreuk in verband met persoonsgegevens een risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. Indien de melding aan de toezichthoudende autoriteit niet binnen 72 uur plaatsvindt, gaat zij vergezeld van een motivering voor de vertraging.

2.   De verwerker informeert de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging zodra hij kennis heeft genomen van een inbreuk in verband met persoonsgegevens.

3.   In de in lid 1 bedoelde melding wordt ten minste het volgende omschreven of meegedeeld:

a)

de aard van de inbreuk in verband met persoonsgegevens, waar mogelijk onder vermelding van de categorieën van betrokkenen en persoonsgegevensregisters in kwestie en, bij benadering, het aantal betrokkenen en persoonsgegevensregisters in kwestie;

b)

de naam en de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming of een ander contactpunt waar meer informatie kan worden verkregen;

c)

de waarschijnlijke gevolgen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens;

d)

de maatregelen die de verwerkingsverantwoordelijke heeft voorgesteld of genomen om de inbreuk in verband met persoonsgegevens aan te pakken, waaronder, in voorkomend geval, de maatregelen ter beperking van de eventuele nadelige gevolgen daarvan.

4.   Indien en voor zover het niet mogelijk is om alle informatie gelijktijdig te verstrekken, kan de informatie zonder onredelijke vertraging in stappen worden verstrekt.

5.   De verwerkingsverantwoordelijke documenteert alle inbreuken in verband met persoonsgegevens, met inbegrip van de feiten omtrent de inbreuk in verband met persoonsgegevens, de gevolgen daarvan en de genomen corrigerende maatregelen. Die documentatie stelt de toezichthoudende autoriteit in staat de naleving van dit artikel te controleren.

Artikel 35

Gegevensbeschermingseffectbeoordeling

1.   Wanneer een soort verwerking, in het bijzonder een verwerking waarbij nieuwe technologieën worden gebruikt, gelet op de aard, de omvang, de context en de doeleinden daarvan waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen voert de verwerkingsverantwoordelijke vóór de verwerking een beoordeling uit van het effect van de beoogde verwerkingsactiviteiten op de bescherming van persoonsgegevens. Eén beoordeling kan een reeks vergelijkbare verwerkingen bestrijken die vergelijkbare hoge risico's inhouden.

2.   Wanneer een functionaris voor gegevensbescherming is aangewezen, wint de verwerkingsverantwoordelijke bij het uitvoeren van een gegevensbeschermingseffectbeoordeling diens advies in.

3.   Een gegevensbeschermingseffectbeoordeling als bedoeld in lid 1 is met name vereist in de volgende gevallen:

a)

een systematische en uitgebreide beoordeling van persoonlijke aspecten van natuurlijke personen, die is gebaseerd op geautomatiseerde verwerking, waaronder profilering, en waarop besluiten worden gebaseerd waaraan voor de natuurlijke persoon rechtsgevolgen zijn verbonden of die de natuurlijke persoon op vergelijkbare wijze wezenlijk treffen;

b)

grootschalige verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, lid 1, of van gegevens met betrekking tot strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten als bedoeld in artikel 10; of

c)

stelselmatige en grootschalige monitoring van openbaar toegankelijke ruimten.

4.   De toezichthoudende autoriteit stelt een lijst op van het soort verwerkingen waarvoor een gegevensbeschermingseffectbeoordeling overeenkomstig lid 1 verplicht is, en maakt deze openbaar. De toezichthoudende autoriteit deelt die lijsten mee aan het in artikel 68 bedoelde Comité.

5.   De toezichthoudende autoriteit kan ook een lijst opstellen en openbaar maken van het soort verwerking waarvoor geen gegevensbeschermingseffectbeoordeling is vereist. De toezichthoudende autoriteit deelt deze lijst mee aan het Comité.

6.   Wanneer de in de leden 4 en 5 bedoelde lijsten betrekking hebben op verwerkingen met betrekking tot het aanbieden van goederen of diensten aan betrokkenen of op het observeren van hun gedrag in verschillende lidstaten, of op verwerkingen die het vrije verkeer van persoonsgegevens in de Unie wezenlijk kunnen beïnvloeden, past de bevoegde toezichthoudende autoriteit voorafgaand aan de vaststelling van die lijsten het in artikel 63 bedoelde coherentiemechanisme toe.

7.   De beoordeling bevat ten minste:

a)

een systematische beschrijving van de beoogde verwerkingen en de verwerkingsdoeleinden, waaronder, in voorkomend geval, de gerechtvaardigde belangen die door de verwerkingsverantwoordelijke worden behartigd;

b)

een beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van de verwerkingen met betrekking tot de doeleinden;

c)

een beoordeling van de in lid 1 bedoelde risico's voor de rechten en vrijheden van betrokkenen; en

d)

de beoogde maatregelen om de risico's aan te pakken, waaronder waarborgen, veiligheidsmaatregelen en mechanismen om de bescherming van persoonsgegevens te garanderen en om aan te tonen dat aan deze verordening is voldaan, met inachtneming van de rechten en gerechtvaardigde belangen van de betrokkenen en andere personen in kwestie.

8.   Bij het beoordelen van het effect van de door een verwerkingsverantwoordelijke of verwerker verrichte verwerkingen, en met name ter wille van een gegevensbeschermingseffectbeoordeling, wordt de naleving van de in artikel 40 bedoelde goedgekeurde gedragscodes naar behoren in aanmerking genomen.

9.   De verwerkingsverantwoordelijke vraagt in voorkomend geval de betrokkenen of hun vertegenwoordigers naar hun mening over de voorgenomen verwerking, met inachtneming van de bescherming van commerciële of algemene belangen of de beveiliging van verwerkingen.

10.   Wanneer verwerking uit hoofde van artikel 6, lid 1, onder c) of e), haar rechtsgrond heeft in het Unierecht of in het recht van de lidstaat dat op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is, de specifieke verwerking of geheel van verwerkingen in kwestie daarbij wordt geregeld, en er reeds als onderdeel van een algemene effectbeoordeling in het kader van de vaststelling van deze rechtsgrond een gegevensbeschermingseffectbeoordeling is uitgevoerd, zijn de leden 1 tot en met 7 niet van toepassing, tenzij de lidstaten het noodzakelijk achten om voorafgaand aan de verwerkingen een dergelijke beoordeling uit te voeren.

11.   Indien nodig verricht de verwerkingsverantwoordelijke een toetsing om te beoordelen of de verwerking overeenkomstig de gegevensbeschermingseffectbeoordeling wordt uitgevoerd, zulks ten minste wanneer sprake is van een verandering van het risico dat de verwerkingen inhouden.

Artikel 39

Taken van de functionaris voor gegevensbescherming

1.   De functionaris voor gegevensbescherming vervult ten minste de volgende taken:

a)

de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker en de werknemers die verwerken, informeren en adviseren over hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening en andere Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke gegevensbeschermingsbepalingen;

b)

toezien op naleving van deze verordening, van andere Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke gegevensbeschermingsbepalingen en van het beleid van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van de toewijzing van verantwoordelijkheden, bewustmaking en opleiding van het bij de verwerking betrokken personeel en de betreffende audits;

c)

desgevraagd advies verstrekken met betrekking tot de gegevensbeschermingseffect-beoordeling en toezien op de uitvoering daarvan in overeenstemming met artikel 35;

d)

met de toezichthoudende autoriteit samenwerken;

e)

optreden als contactpunt voor de toezichthoudende autoriteit inzake met verwerking verband houdende aangelegenheden, met inbegrip van de in artikel 36 bedoelde voorafgaande raadpleging, en, waar passend, overleg plegen over enige andere aangelegenheid.

2.   De functionaris voor gegevensbescherming houdt bij de uitvoering van zijn taken naar behoren rekening met het aan verwerkingen verbonden risico, en met de aard, de omvang, de context en de verwerkingsdoeleinden.

Afdeling 5

Gedragscodes en certificering

Artikel 40

Gedragscodes

1.   De lidstaten, de toezichthoudende autoriteiten, het Comité en de Commissie bevorderen de opstelling van gedragscodes die, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de diverse gegevensverwerkingssectoren en de specifieke behoeften van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, moeten bijdragen tot de juiste toepassing van deze verordening.

2.   Verenigingen en andere organen die categorieën van verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers vertegenwoordigen, kunnen gedragscodes opstellen, of die codes wijzigen of uitbreiden, teneinde de toepassing van deze verordening nader toe te lichten, zoals met betrekking tot:

a)

behoorlijke en transparante verwerking;

b)

de gerechtvaardigde belangen die door verwerkingsverantwoordelijken in een specifieke context worden behartigd;

c)

de verzameling van gegevens;

d)

de pseudonimisering van persoonsgegevens;

e)

de aan het publiek en betrokkenen verstrekte informatie;

f)

de uitoefening van de rechten van betrokkenen;

g)

de informatie verstrekt aan en de bescherming van kinderen en de wijze waarop de toestemming wordt verkregen van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor kinderen dragen;

h)

de maatregelen en procedures als bedoeld in de artikelen 24 en 25 en de maatregelen ter beveiliging van de verwerking als bedoeld in artikel 32;

i)

de kennisgeving van inbreuken in verband met persoonsgegevens aan toezichthoudende autoriteiten en de mededeling van die inbreuken in verband met persoonsgegevens aan betrokkenen;

j)

de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties; of

k)

buitengerechtelijke procedures en andere procedures voor de beslechting van geschillen tussen verwerkingsverantwoordelijken en betrokkenen met betrekking tot verwerking, onverminderd de rechten van betrokkenen op grond van de artikelen 77 en 79.

3.   Behalve door verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers die onder deze verordening vallen, kan bij overeenkomstig lid 5 van dit artikel goedgekeurde gedragscodes die overeenkomstig lid 9 van dit artikel algemeen geldig zijn verklaard, eveneens worden aangesloten door verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers die overeenkomstig artikel 3 niet onder deze verordening vallen, om te voorzien in passende waarborgen voor doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen of internationale organisaties onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 46, lid 2, punt e). Die verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers doen, via contractuele of andere juridisch bindende instrumenten, bindende en afdwingbare toezeggingen om die passende waarborgen toe te passen, ook wat betreft de rechten van de betrokkenen.

4.   Een in lid 2 van dit artikel bedoelde gedragscode bevat mechanismen die het in artikel 41, lid 1, bedoelde orgaan in staat stellen het verplichte toezicht uit te oefenen op de naleving van de bepalingen van de code door de verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers die zich tot toepassing ervan verbinden, onverminderd de taken en bevoegdheden van de overeenkomstig artikel 55 of 56 bevoegde toezichthoudende autoriteiten.

5.   De in lid 2 van dit artikel bedoelde verenigingen en andere organen die voornemens zijn een gedragscode op te stellen of een bestaande gedragscode te wijzigen of uit te breiden, leggen de ontwerpgedragscode, de wijziging of uitbreiding voor aan de overeenkomstig artikel 51 bevoegde toezichthoudende autoriteit. De toezichthoudende autoriteit brengt advies uit over de vraag of de ontwerpgedragscode, de wijziging of uitbreiding strookt met deze verordening, en keurt deze ontwerpgedragscode, die wijziging of uitbreiding goed indien zij van oordeel is dat de code voldoende passende waarborgen biedt.

6.   Wanneer de ontwerpgedragscode, de wijziging of uitbreiding wordt goedgekeurd overeenkomstig lid 5, en indien de gedragscode in kwestie geen betrekking heeft op verwerkingsactiviteiten in verschillende lidstaten, registreert de toezichthoudende autoriteit de gedragscode en maakt zij deze bekend.

7.   Wanneer een ontwerpgedragscode betrekking heeft op verwerkingsactiviteiten in verschillende lidstaten, legt de overeenkomstig artikel 55 bevoegde toezichthoudende autoriteit deze, vóór goedkeuring van de gedragscode, de wijziging of uitbreiding, via de in artikel 63 bedoelde procedure voor aan het Comité, dat advies geeft over de vraag of de ontwerpgedragscode, de wijziging of uitbreiding strookt met deze verordening, of, in de in lid 3 van dit artikel bedoelde situatie, voorziet in passende waarborgen.

8.   Wanneer in het in lid 7 bedoelde advies wordt bevestigd dat de gedragscode, de wijziging of uitbreiding strookt met deze verordening of, in de in lid 3 bedoelde situatie, passende waarborgen biedt, legt het Comité zijn advies voor aan de Commissie.

9.   De Commissie kan bij uitvoeringshandelingen vaststellen dat de goedgekeurde gedragscode, wijziging of uitbreiding die haar op grond van lid 8 van dit artikel zijn voorgelegd, binnen de Unie algemeen geldig zijn. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

10.   De Commissie zorgt ervoor dat aan de goedgekeurde codes die zij overeenkomstig lid 9 algemeen geldig heeft verklaard, passende bekendheid wordt verleend.

11.   Het Comité verzamelt alle goedgekeurde gedragscodes, wijzigingen en uitbreidingen in een register en maakt deze via geëigende kanalen openbaar.

Artikel 41

Toezicht op goedgekeurde gedragscodes

1.   Onverminderd de taken en bevoegdheden van de bevoegde toezichthoudende autoriteit uit hoofde van de artikelen 57 en 58, kan het op grond van artikel 40 uitgevoerde toezicht op de naleving van een gedragscode worden uitgeoefend door een orgaan dat over de passende deskundigheid met betrekking tot het onderwerp van de gedragscode beschikt en daartoe door de bevoegde toezichthoudende autoriteit is geaccrediteerd.

2.   Een orgaan als bedoeld in lid 1 kan daartoe worden geaccrediteerd om toezicht te houden op de naleving van een gedragscode indien het:

a)

ten genoegen van de bevoegde toezichthoudende autoriteit zijn onafhankelijkheid en deskundigheid met betrekking tot het onderwerp van de gedragscode heeft aangetoond;

b)

procedures heeft vastgesteld op grond waarvan het kan beoordelen of de betrokken verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers in aanmerking komen om de gedragscode toe te passen, toezicht kan houden op de naleving van de bepalingen van de gedragscode door deze laatsten en het de werking van de gedragscode op gezette tijden kan toetsen;

c)

procedures en structuren heeft vastgesteld om klachten te behandelen over inbreuken op de gedragscode of over de wijze waarop daaraan uitvoering is of wordt gegeven door een verwerkingsverantwoordelijke of verwerker, en om die procedures en structuren voor betrokkenen en het publiek transparant te maken; en

d)

ten genoegen van de bevoegde toezichthoudende autoriteit aantoont dat zijn taken en bevoegdheden niet tot een belangenconflict leiden.

3.   De bevoegde toezichthoudende autoriteit legt de ontwerpcriteria voor accreditatie van een in lid 1 van dit artikel bedoeld orgaan overeenkomstig het in artikel 63 bedoelde coherentiemechanisme voor aan het Comité.

4.   Onverminderd de taken en bevoegdheden van de bevoegde toezichthoudende autoriteit en de bepalingen van hoofdstuk VIII neemt een in lid 1 van dit artikel bedoeld orgaan, mits er passende waarborgen zijn, de nodige maatregelen ingeval een verwerkingsverantwoordelijke of verwerker een inbreuk pleegt op de gedragscode, waaronder schorsing of uitsluiting van de betrokken verwerkingsverantwoordelijke of verwerker van de gedragscode. Het orgaan stelt de bevoegde toezichthoudende autoriteit in kennis van die maatregelen en van de redenen daarvoor.

5.   De bevoegde toezichthoudende autoriteit trekt de accreditatie van een in lid 1 bedoeld orgaan in indien de voorwaarden voor accreditatie niet of niet meer worden vervuld of indien de door het orgaan genomen maatregelen inbreuk maken op deze verordening.

6.   Dit artikel geldt niet voor de verwerking door overheidsinstanties en -organen.

Artikel 42

Certificering

1.   De lidstaten, de toezichthoudende autoriteiten, het Comité en de Commissie bevorderen, met name op Unieniveau, de invoering van certificeringsmechanismen voor gegevensbescherming en gegevensbeschermingszegels en -merktekens waarmee kan worden aangetoond dat verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers bij verwerkingen in overeenstemming met deze verordening handelen. Er wordt ook rekening gehouden met de specifieke behoeften van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.

2.   Ter aanvulling op de naleving door verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers die onder deze verordening vallen, kunnen tevens uit hoofde van lid 5 van dit artikel goedgekeurde certificeringsmechanismen voor gegevensbescherming, gegevensbeschermingszegels of -merktekens worden ingevoerd om aan te tonen dat de verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers die overeenkomstig artikel 3 niet onder deze verordening vallen, in het kader van de doorgiften van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 46, lid 2, punt f), passende waarborgen bieden. Die verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers doen, via contractuele of andere juridisch bindende instrumenten, bindende en afdwingbare toezeggingen om die passende waarborgen toe te passen, ook wat betreft de rechten van de betrokkenen.

3.   De certificering is vrijwillig en toegankelijk via een transparant proces.

4.   Een certificering op grond van dit artikel doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker om deze verordening na te leven en laat de taken en bevoegdheden van de overeenkomstig artikel 55 of 56 bevoegde toezichthoudende autoriteiten onverlet.

5.   Een certificaat uit hoofde van dit artikel wordt afgegeven door de in artikel 43 bedoelde certificerende organen of door de bevoegde toezichthoudende autoriteit, op grond van de criteria die zijn goedgekeurd door die bevoegde toezichthoudende autoriteit op grond van artikel 58, lid 3, of door het Comité overeenkomstig artikel 63. Indien de criteria door het Comité zijn goedgekeurd, kan dit leiden tot een gemeenschappelijke certificaat, het Europees gegevensbeschermingszegel.

6.   De verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker die zijn verwerking aan het certificeringsmechanisme onderwerpt, verstrekt aan het in artikel 43 bedoelde certificeringsorgaan, of, waar van toepassing, aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit de voor de uitvoering van de certificeringsprocedure noodzakelijke informatie en verleent het orgaan of de autoriteit toegang tot zijn verwerkingsactiviteiten.

7.   Het certificaat wordt afgegeven aan een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker voor een maximumperiode van drie jaar en kan worden verlengd onder dezelfde voorwaarden, mits bij voortduring aan de relevante eisen kan worden voldaan. Indien van toepassing wordt het certificaat ingetrokken door de in artikel 43 bedoelde certificerende organen of door de bevoegde toezichthoudende autoriteit, wanneer aan de eisen voor de certificering niet of niet meer wordt voldaan.

8.   Het Comité verzamelt alle certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels en -merktekens in een register en maakt deze via de daartoe geëigende kanalen openbaar.

Artikel 43

Certificeringsorganen

1.   Onverminderd de taken en bevoegdheden van de bevoegde toezichthoudende autoriteit uit hoofde van de artikelen 57 en 58, gaan certificeringsorganen die over de passende deskundigheid met betrekking tot gegevensbescherming beschikt, wordt in voorkomend geval na kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteit met het oog op de uitoefening van haar bevoegdheden overeenkomstig artikel 58, lid 2, punt h), over tot afgifte en verlenging van het certificaat. De lidstaten zorgen ervoor dat die certificeringsorganen worden geaccrediteerd door één van de volgende instanties:

a)

de toezichthoudende autoriteit die bevoegd is overeenkomstig artikel 55 of 56;

b)

de nationale accreditatie-instantie die is aangewezen in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (20), in overeenstemming met EN-ISO/IEC 17065/2012 en met de aanvullende eisen die door de overeenkomstig artikel 55 of 56 bevoegde toezichthoudende autoriteit zijn vastgesteld.

2.   De in lid 1 bedoelde certificeringsorganen kunnen overeenkomstig dit lid uitsluitend worden geaccrediteerd indien zij:

a)

ten genoegen van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, hun onafhankelijkheid en deskundigheid met betrekking tot het certificeringsonderwerp hebben aangetoond;

b)

er zich toe verbonden hebben aan de in artikel 42, lid 5, bedoelde criteria te voldoen, welke zijn goedgekeurd door de op grond van artikel 55 of 56 bevoegde toezichthoudende autoriteit of, overeenkomstig artikel 63, door het Comité;

c)

procedures hebben vastgesteld voor de uitgifte, periodieke toetsing en intrekking van certificeringsmechanismen voor gegevensbescherming, gegevensbeschermingszegels en -merktekens;

d)

procedures en structuren hebben vastgesteld om klachten te behandelen over inbreuken op de certificering of de wijze waarop daaraan uitvoering is of wordt gegeven door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker, en om die procedures en structuren voor betrokkenen en het publiek transparant te maken; en

e)

ten genoegen van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, aantoont dat hun taken en plichten niet tot een belangenconflict leiden.

3.   De accreditatie van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde certificeringsorganen vindt plaats op basis van criteria die zijn goedgekeurd door de op grond van artikel 55 of 56 bevoegde toezichthoudende autoriteit of, overeenkomstig artikel 63, door het Comité. In het geval van een accreditatie in de zin van lid 1, punt b), van dit artikel zijn die eisen een aanvulling op de eisen van Verordening (EG) nr. 765/2008 en de technische regels die een beschrijving van de methoden en procedures van de certificeringsorganen geven.

4.   De in lid 1 bedoelde certificeringsorganen zijn verantwoordelijk voor de juiste beoordeling, die tot certificering of de intrekking van die certificering leidt, onverminderd de verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker voor de naleving van deze verordening. De accreditatie wordt afgegeven voor een maximumperiode van vijf jaar en kan onder dezelfde voorwaarden worden verlengd, mits het certificeringsorgaan aan de in dit artikel gestelde eisen blijft voldoen.

5.   De in lid 1 bedoelde certificeringsorganen stellen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten op de hoogte van de redenen voor het afgeven of het intrekken van het aangevraagde certificaat.

6.   De in lid 3 van dit artikel bedoelde voorschriften en de in artikel 42, lid 5, bedoelde criteria worden door de toezichthoudende autoriteit in een eenvoudig toegankelijke vorm openbaar gemaakt. De toezichthoudende autoriteiten delen die eisen en criteria ook mee aan het Comité. Het Comité verzamelt alle certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels in een register en maakt deze via geëigende kanalen openbaar.

7.   Indien de voorwaarden voor de accreditatie niet of niet meer worden vervuld of indien de door een certificeringsorgaan genomen maatregelen inbreuk maken op deze verordening trekt de bevoegde toezichthoudende autoriteit of de nationale accreditatie-instantie, onverminderd hoofdstuk VIII, de overeenkomstig lid 1 van dit artikel aan een certificeringsorgaan afgegeven accreditatie in.

8.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 92 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de nadere invulling van de in aanmerking te nemen eisen voor de in artikel 42, lid 1, bedoelde certificeringsmechanismen voor gegevensbescherming.

9.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen die voorzien in technische normen voor certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels en -merktekens en mechanismen ter bevordering en erkenning van die certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels en -merktekens. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK V

Doorgiften van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties

Artikel 45

Doorgiften op basis van adequaatheidsbesluiten

1.   Een doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie kan plaatsvinden wanneer de Commissie heeft besloten dat het derde land, een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in dat derde land, of de internationale organisatie in kwestie een passend beschermingsniveau waarborgt. Voor een dergelijke doorgifte is geen specifieke toestemming nodig.

2.   Bij de beoordeling van de vraag of het beschermingsniveau adequaat is, houdt de Commissie met name rekening met de volgende aspecten:

a)

de rechtsstatelijkheid, de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de toepasselijke algemene en sectorale wetgeving, onder meer inzake openbare veiligheid, defensie, nationale veiligheid en strafrecht en de toegang van overheidsinstanties tot persoonsgegevens, evenals de tenuitvoerlegging van die wetgeving, gegevensbeschermingsregels, beroepsregels en veiligheidsmaatregelen, met inbegrip van regels voor de verdere doorgifte van persoonsgegevens aan een ander derde land of een andere internationale organisatie die in dat land of die internationale organisatie worden nageleefd, precedenten in de rechtspraak, alsmede het bestaan van effectieve en afdwingbare rechten van betrokkenen en effectieve mogelijkheden om administratief beroep of beroep in rechte in te stellen voor betrokkenen wier persoonsgegevens worden doorgegeven;

b)

het bestaan en het effectief functioneren van een of meer onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten in het derde land of waaraan een internationale organisatie is onderworpen, welke tot taak heeft of hebben de naleving van de gegevensbeschermingsregels te verzekeren en deze onder meer met passende handhavingsbevoegdheden te handhaven, betrokkenen bij de uitoefening van hun rechten bij te staan en te adviseren en met de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten samen te werken; en

c)

de internationale toezeggingen die het derde land of de internationale organisatie in kwestie heeft gedaan, of andere verplichtingen die voortvloeien uit juridisch bindende overeenkomsten of instrumenten, alsmede uit de deelname van dat derde land of die internationale organisatie aan multilaterale of regionale regelingen, in het bijzonder met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.

3.   De Commissie kan, na de beoordeling van de vraag of het beschermingsniveau adequaat is, door middel van een uitvoeringshandeling besluiten dat een derde land, een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in een derde land, of een internationale organisatie een passend beschermingsniveau in de zin van lid 2 van dit artikel waarborgt. De uitvoeringshandeling voorziet in een mechanisme voor periodieke toetsing, minstens om de vier jaar, waarbij alle relevante ontwikkelingen in het derde land of de internationale organisatie in aanmerking worden genomen. In de uitvoeringshandeling worden het territoriale en het sectorale toepassingsgebied vermeld, alsmede, in voorkomend geval, de in lid 2, punt b), van dit artikel genoemde toezichthoudende autoriteit(en). De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

4.   De Commissie houdt doorlopend toezicht op ontwikkelingen in derde landen en internationale organisaties die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van krachtens lid 3 van dit artikel vastgestelde besluiten en van op grond van artikel 25, lid 6, van Richtlijn 95/46/EG vastgestelde besluiten.

5.   De Commissie gaat, wanneer uit beschikbare informatie blijkt, in het bijzonder naar aanleiding van de in lid 3 van dit artikel bedoelde toetsing, dat een derde land, een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in een derde land, of een internationale organisatie niet langer een passend beschermingsniveau in de zin van lid 2 van dit artikel waarborgt, voor zover nodig, bij uitvoeringshandelingen zonder terugwerkende kracht over tot intrekking, wijziging of schorsing van het in lid 3 van dit artikel bedoelde besluit. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, stelt de Commissie onmiddellijk van toepassing zijnde uitvoeringshandelingen vast volgens de in artikel 93, lid 3, bedoelde procedure.

6.   De Commissie pleegt overleg met het derde land of de internationale organisatie om de situatie naar aanleiding waarvan het besluit overeenkomstig lid 5 is vastgesteld, te verhelpen.

7.   Een overeenkomstig lid 5 van dit artikel vastgesteld besluit laat de doorgiften van persoonsgegevens aan het derde land, of een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in dat derde land, of de internationale organisatie in kwestie overeenkomstig de artikelen 46 tot en met 49 onverlet.

8.   De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op haar website een lijst bekend van de derde landen, gebieden en nader bepaalde sectoren in derde landen en internationale organisaties waarvoor zij bij besluit heeft vastgesteld dat deze wel of niet langer een passend beschermingsniveau waarborgen.

9.   De besluiten die de Commissie op grond van artikel 25, lid 6, van Richtlijn 95/46/EG heeft vastgesteld, blijven van kracht, totdat zij worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken bij een overeenkomstig lid 3 of lid 5 van dit artikel vastgesteld besluit van de Commissie.

Artikel 47

Bindende bedrijfsvoorschriften

1.   De bevoegde toezichthoudende autoriteit keurt in overeenstemming met het in artikel 63 bedoelde coherentiemechanism bindende bedrijfsvoorschriften goed, op voorwaarde dat deze:

a)

juridisch bindend zijn voor, van toepassing zijn op en worden gehandhaafd door alle betrokken leden van het concern, of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen, met inbegrip van hun werknemers;

b)

betrokkenen uitdrukkelijk afdwingbare rechten toekennen met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens; en

c)

voldoen aan de in lid 2 vastgestelde vereisten.

2.   In de in lid 1 bedoelde bindende bedrijfsvoorschriften worden minstens de volgende elementen vastgelegd:

a)

de structuur en de contactgegevens van het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen en van elk van haar leden;

b)

de gegevensdoorgiften of reeks van doorgiften, met inbegrip van de categorieën van persoonsgegevens, het soort verwerking en de doeleinden daarvan, het soort betrokkenen in kwestie en de identificatie van het derde land of de derde landen in kwestie;

c)

het intern en extern juridisch bindende karakter;

d)

de toepassing van de algemene beginselen inzake gegevensbescherming, met name doelbinding, minimale gegevensverwerking, beperkte opslagtermijnen, kwaliteit van gegevens, gegevensbescherming door standaardinstellingen en door ontwerp, rechtsgrond voor verwerking, verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens, maatregelen om gegevensbeveiliging te waarborgen, en de vereisten inzake verdere doorgiften aan organen die niet door bindende bedrijfsvoorschriften zijn gebonden;

e)

de rechten van betrokkenen in verband met verwerking en de middelen om die rechten uit te oefenen, waaronder het recht om niet te worden onderworpen aan louter op geautomatiseerde verwerking gebaseerde besluiten, met inbegrip van profilering overeenkomstig artikel 22, het recht om een klacht in te dienen bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit, om een vordering in te stellen bij de bevoegde gerechten van de lidstaten overeenkomstig artikel 79, en om schadeloosstelling en, in voorkomend geval, een vergoeding te verkrijgen voor een inbreuk op de bindende bedrijfsvoorschriften;

f)

de aanvaarding door de op het grondgebied van een lidstaat gevestigde verwerkingsverantwoordelijke of verwerker van aansprakelijkheid voor alle inbreuken op de bindende bedrijfsvoorschriften door een niet in de Unie gevestigd betrokken lid; de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker wordt alleen geheel of gedeeltelijk van deze aansprakelijkheid ontheven, indien hij bewijst dat dat lid niet verantwoordelijk is voor het schadebrengende feit;

g)

de wijze waarop, in aanvulling op de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie, aan betrokkenen informatie wordt verschaft over de bindende bedrijfsvoorschriften, met name over de bepalingen in de punten d), e) en f);

h)

de taken van elke overeenkomstig artikel 37 aangewezen functionaris voor gegevensbescherming, of elke andere persoon of entiteit die is belast met het toezicht op de naleving van de bindende bedrijfsvoorschriften binnen het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen, op opleiding en op de behandeling van klachten;

i)

de klachtenprocedures;

j)

de binnen het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen bestaande procedures om te controleren of de bindende bedrijfsvoorschriften zijn nageleefd. Dergelijke procedures omvatten gegevensbeschermingsaudits en -methoden om te zorgen voor corrigerende maatregelen ter bescherming van de rechten van de betrokkene. De resultaten van dergelijke controles dienen te worden meegedeeld aan de in punt h) bedoelde persoon of entiteit en aan de raad van bestuur van de onderneming die zeggenschap uitoefent over een concern, of van de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen, en dienen op verzoek ter beschikking van de bevoegde toezichthoudende autoriteit te worden gesteld;

k)

de procedures om die veranderingen in de regels te melden, te registreren en aan de toezichthoudende autoriteit te melden;

l)

de procedure voor samenwerking met de toezichthoudende autoriteit om ervoor te zorgen dat alle leden van het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen de bindende bedrijfsvoorschriften naleven, in het bijzonder door de resultaten van de in punt j) bedoelde controles ter beschikking van de toezichthoudende autoriteit te stellen;

m)

de procedures om eventuele wettelijke voorschriften waaraan een lid van het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen in een derde land is onderworpen en die waarschijnlijk een aanzienlijk negatief effect zullen hebben op de door de bindende bedrijfsvoorschriften geboden waarborgen, aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit te melden; en

n)

de passende opleiding inzake gegevensbescherming voor personeel dat permanent of op regelmatige basis toegang tot persoonsgegevens heeft.

3.   De Commissie kan het model en de procedures voor de uitwisseling van informatie over bindende bedrijfsvoorschriften in de zin van dit artikel tussen verwerkingsverantwoordelijken, verwerkers en toezichthoudende autoriteiten nader bepalen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 60

Samenwerking tussen de leidende toezichthoudende autoriteit en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten

1.   De leidende toezichthoudende autoriteit werkt overeenkomstig dit artikel samen met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten teneinde tot een consensus proberen te komen. De leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten wisselen alle relevante informatie met elkaar uit.

2.   De leidende toezichthoudende autoriteit kan te allen tijde andere betrokken toezichthoudende autoriteiten verzoeken wederzijdse bijstand overeenkomstig artikel 61 te verlenen, en kan gezamenlijke werkzaamheden ondernemen overeenkomstig artikel 62, in het bijzonder voor het uitvoeren van onderzoeken of voor het toezicht op de uitvoering van een maatregel betreffende een in een andere lidstaat gevestigde verwerkingsverantwoordelijke of verwerker.

3.   De leidende toezichthoudende autoriteit deelt onverwijld alle relevante informatie over de aangelegenheid mee aan de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten. Zij legt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten onverwijld te hunner beoordeling een ontwerpbesluit voor en houdt naar behoren rekening met hun standpunten.

4.   Indien één van de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen een termijn van vier weken na te zijn geraadpleegd overeenkomstig lid 3 van dit artikel een relevant en gemotiveerd bezwaar tegen het ontwerpbesluit indient, onderwerpt de leidende toezichthoudende autoriteit, indien zij het relevante en gemotiveerde bezwaar afwijst of het niet relevant of niet gemotiveerd acht, de aangelegenheid aan het in artikel 63 bedoelde coherentiemechanisme.

5.   Indien de leidende toezichthoudende autoriteit voornemens is het ingediende relevante en gemotiveerde bezwaar te honoreren, legt zij de overige betrokken toezichthoudende autoriteiten te hunner beoordeling een herzien ontwerpbesluit voor. Dat herziene ontwerpbesluit wordt binnen een termijn van twee weken aan de in lid 4 bedoelde procedure onderworpen.

6.   Indien geen enkele andere betrokken toezichthoudende autoriteit binnen de in de leden 4 en 5 bedoelde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen het door de leidende toezichthoudende autoriteit voorgelegde ontwerpbesluit, worden de leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten geacht met dat ontwerpbesluit in te stemmen en zijn zij daaraan gebonden.

7.   De leidende toezichthoudende autoriteit stelt het besluit vast en deelt het mee aan de hoofdvestiging of de enige vestiging van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker, naargelang het geval, en stelt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, alsmede het Comité in kennis van het besluit in kwestie, voorzien van een samenvatting van de relevante feiten en gronden. De toezichthoudende autoriteit waarbij de klacht is ingediend, stelt de klager in kennis van het besluit.

8.   Ingeval een klacht is afgewezen of verworpen, stelt de toezichthoudende autoriteit waarbij de klacht is ingediend, in afwijking van lid 7, het besluit vast en deelt zij het mee aan de klager en stelt zij de verwerkingsverantwoordelijke ervan in kennis.

9.   Indien de leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten het erover eens zijn delen van een klacht af te wijzen of te verwerpen en voor andere delen van die klacht op te treden, wordt voor elk van die laatstgenoemde delen een afzonderlijk besluit vastgesteld. De leidende toezichthoudende autoriteit stelt het besluit vast voor het deel betreffende de maatregelen inzake de verwerkingsverantwoordelijke, en deelt het mee aan de hoofdvestiging of de enige vestiging van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker op het grondgebied van haar lidstaat, en stelt de klager daarvan in kennis. Voor het deel waarvoor de klacht in kwestie is afgewezen of verworpen, wordt het besluit vastgesteld door de toezichthoudende autoriteit van de klager, en door haar aan die klager medegedeeld, en wordt de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker daarvan in kennis gesteld.

10.   De verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker treft, na in kennis te zijn gesteld van het besluit van de leidende toezichthoudende autoriteit overeenkomstig de leden 7 en 9, de nodige maatregelen teneinde het besluit wat betreft de verwerkingsactiviteiten binnen al zijn vestigingen binnen de Unie te doen naleven. De verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker deelt de door hem met het oog op de naleving van het besluit getroffen maatregelen mee aan de leidende toezichthoudende autoriteit, die de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten ervan in kennis stelt.

11.   Indien, in buitengewone omstandigheden, een betrokken toezichthoudende autoriteit het met reden dringend noodzakelijk acht dat in het belang van bescherming van de belangen van betrokkenen wordt opgetreden, is de in artikel 66 bedoelde spoedprocedure van toepassing.

12.   De leidende toezichthoudende autoriteit en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten verstrekken elkaar langs elektronische weg, door middel van een standaardformulier, de krachtens dit artikel vereiste informatie.

Artikel 83

Algemene voorwaarden voor het opleggen van administratieve geldboeten

1.   Elke toezichthoudende autoriteit zorgt ervoor dat de administratieve geldboeten die uit hoofde van dit artikel worden opgelegd voor de in de leden 4, 5 en 6 vermelde inbreuken op deze verordening in elke zaak doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   Administratieve geldboeten worden, naargelang de omstandigheden van het concrete geval, opgelegd naast of in plaats van de in artikel 58, lid 2, onder a) tot en met h) en onder j), bedoelde maatregelen. Bij het besluit over de vraag of een administratieve geldboete wordt opgelegd en over de hoogte daarvan wordt voor elk concreet geval naar behoren rekening gehouden met het volgende:

a)

de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, rekening houdend met de aard, de omvang of het doel van de verwerking in kwestie alsmede het aantal getroffen betrokkenen en de omvang van de door hen geleden schade;

b)

de opzettelijke of nalatige aard van de inbreuk;

c)

de door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker genomen maatregelen om de door betrokkenen geleden schade te beperken;

d)

de mate waarin de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker verantwoordelijk is gezien de technische en organisatorische maatregelen die hij heeft uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 25 en 32;

e)

eerdere relevante inbreuken door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker;

f)

de mate waarin er met de toezichthoudende autoriteit is samengewerkt om de inbreuk te verhelpen en de mogelijke negatieve gevolgen daarvan te beperken;

g)

de categorieën van persoonsgegevens waarop de inbreuk betrekking heeft;

h)

de wijze waarop de toezichthoudende autoriteit kennis heeft gekregen van de inbreuk, met name of, en zo ja in hoeverre, de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker de inbreuk heeft gemeld;

i)

de naleving van de in artikel 58, lid 2, genoemde maatregelen, voor zover die eerder ten aanzien van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in kwestie met betrekking tot dezelfde aangelegenheid zijn genomen;

j)

het aansluiten bij goedgekeurde gedragscodes overeenkomstig artikel 40 of van goedgekeurde certificeringsmechanismen overeenkomstig artikel 42; en

k)

elke andere op de omstandigheden van de zaak toepasselijke verzwarende of verzachtende factor, zoals gemaakte financiële winsten, of vermeden verliezen, die al dan niet rechtstreeks uit de inbreuk voortvloeien.

3.   Indien een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker opzettelijk of uit nalatigheid met betrekking tot dezelfde of daarmee verband houdende verwerkingsactiviteiten een inbreuk pleegt op meerdere bepalingen van deze verordening, is de totale geldboete niet hoger dan die voor de zwaarste inbreuk.

4.   Inbreuken op onderstaande bepalingen zijn overeenkomstig lid 2 onderworpen aan administratieve geldboeten tot 10 000 000 EUR of, voor een onderneming, tot 2 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar, indien dit cijfer hoger is:

a)

de verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker overeenkomstig de artikelen 8, 11, 25 tot en met 39, en 42 en 43;

b)

de verplichtingen van het certificeringsorgaan overeenkomstig de artikelen 42 en 43;

c)

de verplichtingen van het toezichthoudend orgaan overeenkomstig artikel 41, lid 4.

5.   Inbreuken op onderstaande bepalingen zijn overeenkomstig lid 2 onderworpen aan administratieve geldboeten tot 20 000 000 EUR of, voor een onderneming, tot 4 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar, indien dit cijfer hoger is:

a)

de basisbeginselen inzake verwerking, met inbegrip van de voorwaarden voor toestemming, overeenkomstig de artikelen 5, 6, 7 en 9;

b)

de rechten van de betrokkenen overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 22;

c)

de doorgiften van persoonsgegevens aan een ontvanger in een derde land of een internationale organisatie overeenkomstig de artikelen 44 tot en met 49;

d)

alle verplichtingen uit hoofde van krachtens hoofdstuk IX door de lidstaten vastgesteldrecht;

e)

niet-naleving van een bevel of een tijdelijke of definitieve verwerkingsbeperking of een opschorting van gegevensstromen door de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 58, lid 2, of niet-verlening van toegang in strijd met artikel 58, lid 1.

6.   Niet-naleving van een bevel van de toezichthoudende autoriteit als bedoeld in artikel 58, lid 2, is overeenkomstig lid 2 van dit artikel onderworpen aan administratieve geldboeten tot 20 000 000 EUR of, voor een onderneming, tot 4 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar, indien dit cijfer hoger is.

7.   Onverminderd de bevoegdheden tot het nemen van corrigerende maatregelen van de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig artikel 58, lid 2, kan elke lidstaat regels vaststellen betreffende de vraag of en in hoeverre administratieve geldboeten kunnen worden opgelegd aan in die lidstaat gevestigde overheidsinstanties en overheidsorganen.

8.   De uitoefening door de toezichthoudende autoriteit van haar bevoegdheden uit hoofde van dit artikel is onderworpen aan passende procedurele waarborgen overeenkomstig het Unierecht en het lidstatelijke recht, waaronder een doeltreffende voorziening in rechte en eerlijke rechtsbedeling.

9.   Wanneer het rechtsstelsel van de lidstaat niet voorziet in administratieve geldboeten, kan dit artikel aldus worden toegepast dat geldboeten worden geïnitieerd door de bevoegde toezichthoudende autoriteit en opgelegd door bevoegde nationale gerechten, waarbij wordt gewaarborgd dat deze rechtsmiddelen doeltreffend zijn en eenzelfde effect hebben als de door toezichthoudende autoriteiten opgelegde administratieve geldboeten. De boeten zijn in elk geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Die lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 25 mei 2018 de wetgevingsbepalingen mee die zij op grond van dit lid vaststellen, alsmede onverwijld alle latere wijzigingen daarvan en alle daarop van invloed zijnde wijzigingswetgeving.

Artikel 88

Verwerking in het kader van de arbeidsverhouding

1.   Bij wet of bij collectieve overeenkomst kunnen de lidstaten nadere regels vaststellen ter bescherming van de rechten en vrijheden met betrekking tot de verwerking van de persoonsgegevens van werknemers in het kader van de arbeidsverhouding, in het bijzonder met het oog op aanwerving, de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de naleving van wettelijke of uit collectieve overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, het beheer, de planning en de organisatie van de arbeid, gelijkheid en diversiteit op het werk, gezondheid en veiligheid op het werk, bescherming van de eigendom van de werkgever of de klant dan wel met het oog op de uitoefening en het genot van de met de arbeidsverhouding samenhangende individuele of collectieve rechten en voordelen, en met het oog op de beëindiging van de arbeidsverhouding.

2.   Die regels omvatten passende en specifieke maatregelen ter waarborging van de menselijke waardigheid, de gerechtvaardigde belangen en de grondrechten van de betrokkene, met name wat betreft de transparantie van de verwerking, de doorgifte van persoonsgegevens binnen een concern of een groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen en toezichtsystemen op het werk.

3.   Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op 25 mei 2018 de overeenkomstig lid 1 vastgestelde wetgevingsbepalingen mee, alsook onverwijld alle latere wijzigingen daarvan.


whereas

dal 2004 diritto e informatica